Tegen mijn leerlingen zeg ik geregeld: ‘Je kunt heel veel theorie lezen, maar het paard is één grote uitzondering.’ Wat ik daarmee bedoel is dat goed paardrijden vraagt om creatieve oplossingen. Ik kan hier heel veel vertellen over hoe je een goede schoftlift kunt maken, maar soms zijn het combinaties van oefeningen die maken dat het tot stand komt, waar het op een ander moment heel eenvoudig lukt. Mijn ervaring is dat hoe meer je weet en begrijpt van het gedrag van een paard, hoe hij in elkaar zit, hoe alles functioneert, hoe beter je hem kunt rijden en hoe makkelijker je oplossingen vindt voor problemen die je tegen komt.
Van cruciaal belang bij het rijden is de schoftlift. De schoftlift maakt het mogelijk de ruiter goed te dragen. Hiervoor heb je een actief achterbeen nodig en een paard dat verbinding zoekt met je hand. Ben je in staat om met een gevende hand te rijden en hier een gesprek met je paard te onderhouden, dan is de kans groot dat de schoftlift tot stand komt.
Belangrijk ligament in de bovenlijn

Dan hier toch eerst een stukje theorie om straks lekker creatief mee aan de gang te kunnen:
Door de bovenlijn van het paard loopt een ligament (sterke band). Dit ligament begint bij de schedel en loopt tot aan de schoft. Hier zit het ligament een keer aangehecht en loopt dan verder tot de laatste lendenwervel. Het eerste deel van het ligament heet ligamentum nuchae, ook wel nekligament genoemd. Het tweede deel heet ligamentum supraspinale. Doordat het ligament een keer zit aangehecht aan de schoft kan je een paard in 2 stukken rijden: mooi aan de voorkant en slecht aan de achterkant, of slecht aan de voorkant en mooi aan de achterkant. Het streven is om het geheel goed te laten werken.
Geen sleutelbeen
Een paard heeft geen sleutelbeen. Zijn borstkas hangt met pezen, spieren en ligamenten tussen de schouderbladen in. Hierdoor kan de borstkas naar beneden en naar boven bewegen t.o.v. zijn schouderbladen. Maakt een paard een schoftlift, dan komt de borstkas wat omhoog tussen de schouderbladen.
Bewegingsrichtingen
Er zijn drie bewegingsrichtingen in een paard:
- Lengtebuiging: dit is het opbollen van de rug in combinatie met nageeflijkheid en een actief achterbeen;
- Laterale buiging: dit is de buiging naar links en naar rechts van zijn maantop tot aan zijn staart
- Rotatie: het draaien om zijn as. Het kantelen van het hoofd is een voorbeeld van ongewenste rotatie. Ben je op zoek naar schoudervrijheid in bv. schouder binnenwaarts, dan is daar enige rotatie voor nodig.
Hoofd en hals voor balans
Zoals een kat zijn staart nodig heeft voor balans om op een dun randje te kunnen lopen en een mens zijn armen om te kunnen koorddansen, zo heeft een paard zijn hoofd en hals nodig om in balans te blijven. Kun je in de 3 bewegingsrichtingen de balans vinden, dan zullen hoofd en hals vanzelf naar beneden komen: het paard geeft na.
Voorbeen
Het voorbeen van het paard kan daar landen waar zijn neus is. Is er voldoende lengte in de hals en de neus op of net voor de loodlijn, dan zal het paard als hij zijn voorbeen naar voren brengt, het been ook ver naar voren neer zetten. Hoe korter de hals, het hoofd achter de loodlijn en hoe meer zijn kin dus naar de borst gaat hoe kleiner de pas naar voren wordt. Het kan dus zijn dat het paard zijn voorbeen ver naar voren beweegt door de lucht, maar zijn been vervolgens niet ver naar voren op de grond zet.
Train je oog
Als een paard in draf correct loopt is zijn beenzetting voor en achter gelijk. Je kunt dit op verschillende manieren zien. Verderop komen daar nog foto’s van. Het diagonale benenpaar wat los is van de grond, beweegt tegelijk naar voren. Het diagonale benenpaar wat op de grond staat, zal tegelijk de grond verlaten. Door filmpjes te bekijken op youtube en met de pauzeknop het filmpje steeds te laten stoppen kun je zien of een paard correct loopt in de draf. Zo kun je je oog trainen.
Een paar interessante plaatjes van Gerd Heuschmann van het boek ‘Dressuur onder vuur‘:
De voorwaarts-neerwaarts gestrekte bovenhalslijn heeft hier via het nekligament de rug in de gewenste positie, zodat de lange rugspier ontspannen kan werken en vrij kan blijven bewegen.
Dit is de schoftlift tijdens de oprichting.
Hoe herken je het als het niet klopt?
Is de schoftlift er niet, dan voelt het paard hard in je hand, hij buigt moeilijk naar links of naar rechts, of naar beide kanten. Er is geen activiteit, of het paard wordt rennerig en hangt op je hand. Bij een verkorte hals en veel druk in de mond komt er zo veel spanning in het hoofd en het kaakgewricht dat het paard zich vast zet. Om nog enigszins met de krachten om te kunnen gaan ontstaat er een valse knik tussen de tweede en de derde halswervel. De rug wordt hol en de borstkas zakt tussen de schouderbladen. Is de oprichting zo hoog dat de maantop het hoogste punt is, dan kan het paard geen schoftlift maken. De borstkas zal zakken tussen de schouderbladen en de beenzetting wordt ongelijk. Loopt hij rond en diep, dan is de kans groot dat zijn croupe recht wordt als gevolg van de enorme buiging in de hals. De achterbenen worden achter het lichaam geplaatst.
Nog een paar plaatjes van Gerd Heuschmann:
Dit is een paard met een valse knik, korte hals en holle rug. De achterbenen staan achter het lichaam, de borstkas zakt tussen de schouderbladen.
Hier is het paard te rond en te diep.
Een paar voorbeelden:



Foto’s uit de praktijk
Hieronder wat foto’s van leerlingen van mij. De foto’s zijn van het begin van de les en na correctie tijdens dezelfde les.
Het paard is niet actief en daardoor te laat in het achterbeen. Door de holle rug komt de ruiter in stoelzit. Na het rijden van veel overgangen kort op elkaar komt de activiteit terug, wordt de schoft gelift. De beenzetting is weer gelijk en de ruiter zit al veel beter.
Het paard verliest zijn balans in de bochten, de rug wordt hol, de ruiter komt in stoelzit. Na uitleg over het rijden van de bocht met behoudt van balans wordt het paard nageeflijk, komt de rug omhoog, wordt de schoft gelift en verbetert de zit van de ruiter.
Het paard loopt te traag, de hals is te kort. Het paard hangt op het bit. L.a. te traag. De ruiter uit balans. Met meer activiteit en een langere hals verbetert de beenzetting en wordt de schoft gelift. Als de hals nog een fractie langer is kan r.v. nog iets verder naar voren gezet worden. De ruiter al veel meer in balans.
Aan de slag met een goede schoftlift!
Wil je met jouw paard ook werken aan een goede schoftlift? Zorg dan dat je daar goede begeleiding voor vindt. Het vraagt van de instructeur kennis van anatomie en biomechanica in combinatie met goede communicatieve vaardigheden om leerling en paard een goede schoftlift te laten ervaren. Lukt de schoftlift niet, dan kan het zijn dat daar een andere oorzaak voor is. Te denken valt aan fysieke problemen of bv. een zadel dat niet correct ligt. De instructeurs en trainers die zijn aangesloten bij HorseConnect, zijn gespecialiseerd in het werken aan een correcte schoftlift en kunnen beoordelen of eventuele problemen van rijtechnische aard zijn, of een andere achtergrond hebben. Veel succes en plezier met de training van je paard!